Ftalaten: limieten garanderen veiligheid
Ftalaten zijn weekmakers die de flexibiliteit van kunststoffen verhogen. Ze worden voornamelijk gebruikt in polyvinylchloride (PVC), een synthetische polymeer. Synthetische polymeren zijn een aaneenschakeling van grote moleculen. Ze vormen de basis voor kunststoffen (plastics) en worden gefabriceerd in chemische fabrieken. PVC heeft allerlei toepassingsvormen, van buizen en vloerbedekking tot speelgoed en coatings. Naast verpakkingen worden ze ook aangetroffen in gerecycled papier en karton. De meest gebruikte ftalaten zijn (2-ethylhexyl) ftalaat (DEHP), diisononylftalaat (DINP), diisodecylftalaat (DIDP), dibutylftalaat (DBP) en benzylbutylftalaat (BBP).
Waar komen ftalaten voor?
Zijn chemisch niet gebonden aan PVC, waardoor ze gemakkelijk kunnen verdampen in voedingsmiddelen. Ze hebben lipofiele eigenschappen waardoor ze vetminnend zijn en in vet kunnen oplossen. Dit zorgt ervoor dat ze gemakkelijk in vette voedingsmiddelen zoals melk, boter of vlees opgenomen kunnen worden. Lagere concentraties worden doorgaans aangetroffen in granen, groenten en fruit.
Waarom zijn ftalaten gevaarlijk?
De acute toxiciteit van ftalaten is laag. Chronische blootstelling aan ftalaten kan echter schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid. Men vermoedt dat ftalaten teratogene (schadelijk voor de foetus) en hormoonontregelende eigenschappen hebben.
Wat zegt de wet over het gebruik van ftalaten?
Verordening (EU) 10/2011 stelt specifieke migratielimieten (SML) voor plastic materialen en voorwerpen die in contact komen met voedingsmiddelen. Slechts vijf soorten zijn toegestaan in de EU (DEHP, BBP, DBP, DINP en DIDP). Hiervan mag het merendeel alleen worden gebruikt in materialen en voorwerpen van kunststof die bedoeld zijn voor herhaald gebruik (slangen, handschoenen) of in materialen en voorwerpen voor eenmalig gebruik die met niet-vette levensmiddelen in contact komen (verpakkingen, plastic folie), met uitzondering van babyvoeding.